In de wereld, maar niet van de wereld
Handelen zonder te handelen
Bestaat er een vorm van handelen, waarbij wij zelf niet de doeners zijn? Een meebewegen in het grote bewegen vanuit tijdloze rust én beweging. Een handelen zonder aanwezigheid van het ik? In het taoïsme wordt gesproken van wu-wei, een wijze van handelen die afgestemd is op tao, het leven zelf, de golfstroom van het geheel. Er wordt niet tussenbeide gekomen door ‘iemand’, er wordt geen keuze gemaakt door een splitsend ik, geen oordeel uitgesproken, er is geen pro en contra in de geest. Er wordt gehandeld zonder dat er een íemand is die handelt.
Wu-wei is egoloos handelen, het is het leven zelf in actie, waarbij de mens het voertuig is van de voltrekking ervan. Dit handelen gaat voorbij aan de dialectiek van handelen en niet-handelen. Ik-gericht handelen is steeds gericht op de vruchten van de handeling, de resultaten. Het ik is de kleefstof die handelen en de vruchten ervan met elkaar verbindt, waardoor de resultaten van het handelen, positief of negatief, heilzaam of onheilzaam aan het ik blijven kleven. Niet tao staat centraal, maar het ik als een soort dwangbuisbewustzijn, een waanidee dat vlees en bloed wordt in de resultaten en de daarmee uiteindelijk steeds weer optredende chaos en disharmonie. Een dergelijk soort handelen gaat altijd voorbij aan tao, is niet dienstbaar aan het leven, fungeert als de ‘grote splitser’, verbreekt de oerpolariteit van het leven in de eigen geest en daarbuiten, is niet meer de ‘grote verbinder’ van yin en yang, vrouwelijk en mannelijk, duister en licht, negatief en positief, ti en t’ien (hemel en aarde).
In de wereld, maar niet ván de wereld
Ik-gericht handelen eist steeds de vruchten van het handelen op. Iemand die zo handelt is ín de wereld en ván de wereld. Een dergelijke manier van handelen gaat tegen de natuurlijke wijsheid van het leven zelf in, draagt altijd sporen van een zeker geweld in zich.
De wijze mens daarentegen, de mens van inzicht, handelt vanuit tao, is zich dit handelen niet eens bewust, want bewustzijn daarvan zou duiden op een niet volmaakt handelen vanuit de bron. Zo’n mens is ín de wereld, maar niet ván de wereld.
Daarom verblijft de wijze
bij alles wat hij doet in het niet-doen
en onderricht de leer zonder woorden.
De tienduizend dingen komen op,
maar hij maakt er geen aanspraak op;
hij laat ze gedijen
en beschouwt ze niet als zijn bezit.
Hij doet en verlangt niets voor zichzelf,
niets van hetgeen hij volbrengt
eigent hij zich toe,
en omdat hij er niet aan hecht
verliest hij ook niets.
Lao Tzu, Tao-te ching, spreuk 2
Je hebt alleen recht op 't handelen
nooit op de vruchten ervan.
Laat de vruchten van je handelingen niet je drijfveer zijn,
maar wees ook niet gehecht aan niet-handelen.
Arjuna, rijp geworden door zijn vele ervaringen staat voor de drempel van overgave. Slechts een laatste aansporing van Krishna is voldoende om zijn krachtige boog Gandiva, die symbool staat voor het eigen willen, in te leveren. Hij is rijp om het niet-handelen in het handelen te verstaan, los te komen van de vruchten van het handelen. Krishna neemt de leidsels van zijn leven over. Vanuit Krishna gezien wordt er trouwens altijd gehandeld. Het is spontaan handelen, dat zich openbaart als scheppingsproces, als manifestatie van het Zelf.
De mens treedt pas in de bron van dit authentieke handelen, dit zelfloos handelen, als iedere dualiteit overwonnen is. Niet voor niet zegt Jezus in het Evangelie van Thomas (logion 22) dat de twee tot één gebracht dienen te worden en in logion 47 wordt gezegd dat een mens niet twee paarden kan berijden, geen twee bogen kan spannen, niet twee meesters kan dienen. Spontaan handelen overstijgt de dualiteit, brengt daarom geen vruchten meer voort van goed of kwaad, heilzaam of onheilzaam (karma). Zo komt de mens in het ‘koninkrijk Gods’, de staat van kosmisch bewustzijn. Als je er onmiddellijk binnen wilt treden, is het wachtwoord “geen twee”, zegt de Hsin-hsin-ming, een zenboeddhistische tekst die vertaald werd als tegenwoordigheid van geest. (7e eeuw)
Spiritualiteit en handelen
Wie in de wereld wil zijn, maar niet ván de wereld moet geen gefingeerde neutraliteit aannemen. Neutraliteit ontstaat vanzelf als de tegenpolen in de eigen geest overstegen zijn. Vriend of vijand brengen de geest niet meer in een dualistisch veld en het handelen zal een natuurlijke reactie zijn op de gegeven situatie, steeds gericht op herstel van de natuurlijke harmonie, los van de vruchten van handelen.
Spiritualiteit staat niet los van daadkracht, dient zich niet te verliezen in een soort passiviteit of exclusieve meditatie. Spiritualiteit heeft ook alles met de wereld te maken, kan op het juiste moment zelfs vertaald worden in actie en actieplannen. Maar een dergelijke spiritualiteit is niet meer verbonden met de vruchten van het handelen.
Jezus zegt dit zo treffend met de woorden dat niet hij het is die handelt, maar de ‘Vader’ ín hem (Johannes 10:36-38), daarom kan hij ook zeggen Ik en de Vader zijn één (Joh. 10:30), wat niets anders betekent dan dat het Atman (de Vader of ongrond) en zijn wezen één zijn. Van daaruit wordt spontaan gehandeld, is Jezus ín de wereld, maar niet ván de wereld. Dan kan zelfs boosheid tot ‘heilige woede’ worden, omdat het één en dezelfde energie is die zich op natuurlijke wijze in een gegeven situatie ontlaadt. Deze ‘heilige woede’ is echter volledig ontdaan van een kern, een egokracht. Terwijl degene die ermee te maken krijgt, heel lang last kan hebben van deze uiting van spontaan handelen (omdat deze uiting namelijk het proces van het herstel van de natuurlijke harmonie in beweging zet), zal de meester volkomen onthecht van de resultaten overgaan tot volgende handelingen. Als Jezus zegt: ‘Bemint uw vijand’, dan hebben deze woorden dezelfde betekenis als de aansporing van Krishna in de Bhagvad Gita om gelijkmoedig te zijn naar vriend en vijand (VI,9). De van het ego bevrijde mens kan voortaan alleen nog maar voor het welzijn van de wereld handelen.
Zoals de onwetende handelt uit gehechtheid aan handelen,
o Bharata (held), zo dient de wijze te handelen zonder gehechtheid,
het welzijn van de wereld verlangend.
Bhagavat Gita, III, 25
Zo’n mens zal degene die dit nog niet kan verstaan niet in verwarring trachten te brengen, want hij weet ‘weteloos’ (Eckehart) wat dit handelen is, kent het geheim ervan.
Laat de wijze geen verwarring teweegbrengen
in de geest van de onwetenden,
die aan handelen gehecht zijn.
Zelf toegewijd handelend,
moet hij hen ertoe aanzetten
alle handelingen met vreugde te verrichten.
Bhagavat Gita, III, 26
Juist in een turbulente tijd als de onze, waarin het einde van een cyclus nadert, is het belangrijk ín de wereld te zijn en niet ván de wereld, de eigen taak, (dharma) te leren kennen, karmaloos te leren handelen vanuit een dieper perspectief dan tijd-ruimte, dat het venster is op het ongebonden zijn. Dan wordt er op spontane wijze heilzaam gehandeld, zodat lijden, verdriet en smart afnemen. Bevrijding heeft in feite niets te maken met ‘mijn’ bevrijding, met ‘mijn’ verlichting’, maar met het gericht zijn op alle levende wezens, waartoe ook ‘ik’ onverbrekelijk behoor, zelfs op een unieke wijze. Maar dan uniek gezien vanuit het geheel. Alle levende wezens zijn een specifieke verklanking vanuit de grondtoon van het bestaan. De fluit van Krishna kent vele klanken, maar er is slechts één grondtoon.
Op de markt van het leven wordt gehandeld,
worden winst en verlies gemaakt,
koper en verkoper zijn er verstrikt
in een net van resultaten.
*
Lopend langs stalletjes vol vruchten
ga ik stil mijn weg
die niets verborgen houdt
in de palm van een hand,
waarin levenslijnen
zich al lange tijd niet meer kruisen
in groeven van winst en verlies.
*
Terwijl kooplieden van het leven
met schorre stem schreeuwen
om hun vruchten te kopen,
wandel stil ik verder,
koop wat gekocht moet worden,
eet wat gegeten moet worden,
leef wat geleefd moet worden,
laat sporen na
die niet van mij meer zijn,
wandel tot het einde
van een beginloos leven,
hier en nu.
© Marcel Messing
Gepubliceerd in Inzicht, voorjaar 2006